Café ‘t Binnepretje. Ik tref collega Jerry met Laszlo onder de luifel van het terras. Buiten de luifel gutst de regen als in de dagen van Noach. Laszlo, een markant figuur: lang haar, hoed, en een rode plek op zijn lip, opgelopen bij een vechtpartij in het café achter ons. We zoeken snel de warmte op in ’t Binnenpretje.
Toen ik Laszlo zag, dacht ik direct: ‘Dat is een man met een verhaal!’ En dat bleek een goed voorgevoel. Geboren ‘op’ Kattenburg, in een arbeidersbuurt. ‘Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik 11 of 12 was. Er waren heel veel spanningen in het gezin. Ik heb me dat altijd erg aangetrokken. Na de scheiding ben ik bij mijn vader gebleven. Ik heb daar toen zelf voor gekozen, maar mijn vader was autoritair en zeker geen makkelijk mens. Mijn vooruitstrevende moeder probeerde mij zo goed mogelijk de wereld in te brengen. Ik heb nooit een idee gehad van wat ik wilde worden. Wat wel duidelijk was: ik ging ooit de Tour de France winnen. Jarenlang, al vanaf mijn 16e, heb ik gefietst met een amateurlicentie, maar de Tour… dat is ‘net’ niet gelukt. Door dat fietsen heb ik de rest eigenlijk laten lopen. Ik ben nooit echt volwassen geworden. Ik was vanaf mijn pubertijd mensenschuw, en ik leefde teruggetrokken van de wereld. Ik had een ontzettend gebrek aan zelfvertrouwen.’
Op enig moment begon Laszlo te drinken. Daar kwam ook nog een onbedwingbare koopdrang bij en verzamelwoede, vooral boeken en muziek. Die combinatie was geen goede, en Laszlo zag dat zelf ook in. Hij ging naar de huisarts om haar om hulp te vragen. Via het Buurtteam is Jerry (ambulant ondersteuner) in zijn leven gekomen.
Jerry vindt het heerlijk om met Laszlo op te trekken. Hij houdt van zijn filosoferende geest en de mooie gesprekken. Jerry noemt het ‘lichte’ bezoeken, in tegenstelling tot de dozen met boeken die inmiddels door zijn handen zijn gegaan. Want dankzij Jerry is bijna twee derde van de verzameling weer uit Laszlo’s huis verdwenen. En dat deed pijn. Niet alleen aan Jerry’s rug, maar vooral voor Laszlo, want ‘iets wat ik heb aangeschaft, daar heb ik over nagedacht, dat heb ik verworven. Achter elk boek zit een verhaal. Dat geldt ook voor muziek. Muziek wegdoen vind ik nog moeilijker dan boeken wegdoen’.
Ging dat vanzelf? Nee, toen een door Jerry meegenomen deskundige na een rondje door Laszlo’s huis iets liet vallen over ‘een melding aan de GGD’, zette Laszlo de knop om. ‘Ik zag het al helemaal gebeuren: auto’s voor de deur, mannen die spullen uit mijn huis sjouwen. Ik zou me doodschamen voor de buurt. Dat mocht niet gebeuren. Jerry gaf mij de motivatie.’
Vijf jaar geleden is Laszlo’s vriendin overleden, nadat ze 27 jaar hadden samengewoond. ‘Ik heb haar jarenlang verzorgd. Ik heb haar van de harddrugs afgeholpen. We dronken nog wel veel bier. Ik heb met liefde heel veel gegeven om haar te redden. Ik had liever een ander leven gehad, een mooie baan, vakanties, kinderen. Maar echt iets opbouwen is me nog nooit gelukt. Ik vind het leven niet altijd even mooi. Ik heb vaak angsten en dan wil ik niemand onder ogen komen, omdat ik mezelf niet de moeite waard vind.
Toch heb ik een hele sterke wens om te blijven leven, vooral als ik Jerry zie.’ Dat komt eruit met een knipoog, maar ik heb de wisselwerking tussen deze twee bijzondere figuren allang in de gaten, en ik weet dat het oprecht gemeend is. Jerry is waardevol in het leven van Laszlo. ‘Ik ben dankzij Jerry ook al twee keer mee geweest naar Hotel Belmont, in de bossen bij Lunteren. Heerlijk!’
Of er toch nog iets te vieren valt in het leven? Laszlo is daar heel duidelijk in: ‘Zeker, vooral heel veel kleine dingen. Ik kan intens genieten als ik door een donkere straat loop en dan bij mensen in een sfeervol verlichte huiskamer kijk. Van die kleine poëtische momentjes, soms voorbijvliegend, maar ik pak ze wel. En Jerry en ik vieren graag het leven door een terrasje te pikken.’
Toen ik Laszlo zag, dacht ik direct: ‘Dat is een man met een verhaal!’ En dat bleek een goed voorgevoel. Geboren ‘op’ Kattenburg, in een arbeidersbuurt. ‘Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik 11 of 12 was. Er waren heel veel spanningen in het gezin. Ik heb me dat altijd erg aangetrokken. Na de scheiding ben ik bij mijn vader gebleven. Ik heb daar toen zelf voor gekozen, maar mijn vader was autoritair en zeker geen makkelijk mens. Mijn vooruitstrevende moeder probeerde mij zo goed mogelijk de wereld in te brengen. Ik heb nooit een idee gehad van wat ik wilde worden. Wat wel duidelijk was: ik ging ooit de Tour de France winnen. Jarenlang, al vanaf mijn 16e, heb ik gefietst met een amateurlicentie, maar de Tour… dat is ‘net’ niet gelukt. Door dat fietsen heb ik de rest eigenlijk laten lopen. Ik ben nooit echt volwassen geworden. Ik was vanaf mijn pubertijd mensenschuw, en ik leefde teruggetrokken van de wereld. Ik had een ontzettend gebrek aan zelfvertrouwen.’
Op enig moment begon Laszlo te drinken. Daar kwam ook nog een onbedwingbare koopdrang bij en verzamelwoede, vooral boeken en muziek. Die combinatie was geen goede, en Laszlo zag dat zelf ook in. Hij ging naar de huisarts om haar om hulp te vragen. Via het Buurtteam is Jerry (ambulant ondersteuner) in zijn leven gekomen.
Jerry vindt het heerlijk om met Laszlo op te trekken. Hij houdt van zijn filosoferende geest en de mooie gesprekken. Jerry noemt het ‘lichte’ bezoeken, in tegenstelling tot de dozen met boeken die inmiddels door zijn handen zijn gegaan. Want dankzij Jerry is bijna twee derde van de verzameling weer uit Laszlo’s huis verdwenen. En dat deed pijn. Niet alleen aan Jerry’s rug, maar vooral voor Laszlo, want ‘iets wat ik heb aangeschaft, daar heb ik over nagedacht, dat heb ik verworven. Achter elk boek zit een verhaal. Dat geldt ook voor muziek. Muziek wegdoen vind ik nog moeilijker dan boeken wegdoen’.
Ging dat vanzelf? Nee, toen een door Jerry meegenomen deskundige na een rondje door Laszlo’s huis iets liet vallen over ‘een melding aan de GGD’, zette Laszlo de knop om. ‘Ik zag het al helemaal gebeuren: auto’s voor de deur, mannen die spullen uit mijn huis sjouwen. Ik zou me doodschamen voor de buurt. Dat mocht niet gebeuren. Jerry gaf mij de motivatie.’
Vijf jaar geleden is Laszlo’s vriendin overleden, nadat ze 27 jaar hadden samengewoond. ‘Ik heb haar jarenlang verzorgd. Ik heb haar van de harddrugs afgeholpen. We dronken nog wel veel bier. Ik heb met liefde heel veel gegeven om haar te redden. Ik had liever een ander leven gehad, een mooie baan, vakanties, kinderen. Maar echt iets opbouwen is me nog nooit gelukt. Ik vind het leven niet altijd even mooi. Ik heb vaak angsten en dan wil ik niemand onder ogen komen, omdat ik mezelf niet de moeite waard vind.
Toch heb ik een hele sterke wens om te blijven leven, vooral als ik Jerry zie.’ Dat komt eruit met een knipoog, maar ik heb de wisselwerking tussen deze twee bijzondere figuren allang in de gaten, en ik weet dat het oprecht gemeend is. Jerry is waardevol in het leven van Laszlo. ‘Ik ben dankzij Jerry ook al twee keer mee geweest naar Hotel Belmont, in de bossen bij Lunteren. Heerlijk!’
Of er toch nog iets te vieren valt in het leven? Laszlo is daar heel duidelijk in: ‘Zeker, vooral heel veel kleine dingen. Ik kan intens genieten als ik door een donkere straat loop en dan bij mensen in een sfeervol verlichte huiskamer kijk. Van die kleine poëtische momentjes, soms voorbijvliegend, maar ik pak ze wel. En Jerry en ik vieren graag het leven door een terrasje te pikken.’
Uw naam
Uw e-mail adres
Naam ontvanger
E-mail adres ontvanger
Uw bericht